'Als kind zag ik alleen maar witte mensen op de Nederlandse tv - dat doet wat met je zelfbeeld'
Op 8 maart verscheen het eerste boek van China-correspondent Cindy Huijgen, die onder meer werkt voor Trouw en Bureau Buitenland. Ingrid Woudwijk sprak met haar over 'Dit is ook China'.
Met Dit is ook China wil China-correspondent Cindy Huijgen een inkijkje geven in het leven van Chinese burgers. Een actueel en belangrijk onderwerp na de jarenlange corona-lockdown en de opkomst van de autocratische Xi Jinping. Maar Huijgen kijkt niet alleen naar de plek van deze nieuwe grootmacht in de wereld. Ze gaat ook op zoek naar haar eigen adoptiegeschiedenis op het Chinese platteland.
Kan je iets meer vertellen over het onderzoek naar jouw eigen adoptiegeschiedenis? Was dat iets dat je deed naast je werk, of werd dat ook een journalistieke zoektocht?
“Ik ging niet naar China toe met het idee, ‘ik wil mijn biologische ouders vinden terwijl ik correspondent ben’. Maar dat idee is gegroeid naarmate ik meer mensen sprak hierover. En ik was natuurlijk ook journalistiek geïnteresseerd in verhalen die met adoptie te maken hebben. Zo kwam er steeds meer het idee: ‘Misschien moet ik ook gewoon op zoek’.”
In februari schreef je een reportage voor Trouw over Paula, die voor het eerst Chinees nieuwjaar ging vieren samen met haar biologische familie en adoptieouders. Jij mocht daar bij zijn. Hoe was het om dat verhaal te maken?
“Ik ben vorig jaar in contact gekomen met Paula, tijdens haar zoektocht naar haar biologische ouders. Die reis was deels gesubsidieerd door de Nederlandse overheid en ik had afgesproken dat ik één of twee dagen mee zou lopen om een verhaal te maken.
“Paula had net die dag haar biologische ouders gevonden en die wilde eigenlijk nog een dagje langer in haar geboorteplaats blijven. De organisator vroeg toen of ik daar heen wilde om ook als tolk te functioneren. Een win-win voor allebei, want zij had een tolk - en ik een verhaal.
“Dit keer was ik enigszins buitenstaander, maar ook weer niet. Het is heel persoonlijk. Je wilt als journalist natuurlijk zoveel mogelijk weten. Maar als persoon wil je zo iemand ook ruimte geven, zeker omdat ik me enigszins kan voorstellen hoe dat voor haar en haar familie moet zijn. Dus ik probeerde mijn rol zo echt goed af te wegen.
“En ik vond het zelf ook heel erg emotioneel, want wat beide partijen zeggen raakt mij natuurlijk ook. Omdat ik me heel goed kan inbeelden dat – als ik ooit mijn biologische ouders zou vinden – het dan zo zou kunnen zijn.”
‘Met het uiterlijk waar ze als kind last van had, weet ze als journalist het vertrouwen van de gewone Chinees te winnen. Huijgen kan daardoor dicht bij het nieuws komen’, staat er in de beschrijving van je boek. Hoe moeilijk is het voor jou om je werk in China te kunnen doen?
“Een groot voordeel voor mij is dat ik voor de krant werk en dat ik er Chinees uitzie, daardoor val ik veel minder snel op. Als je met een camera aankomt, dan maakt het niet uit of je er Chinees uitziet of niet. Dan komen de beveiligers er gelijk op af en de politie kan gaan volgen. En dan is er best wel een kans dat een paar uur op het politiebureau terechtkomt. Maar omdat ik er Chinees uitziet, Chinees spreek en niet voor tv werk, heb ik daar veel minder problemen mee.”
Hoe moeilijk het werk voor journalisten in China is, werd recent weer zichtbaar door een reportage van NOS-correspondent Sjoerd den Daas, waarin hij naar de grond werd gewerkt. En ook NRC-correspondent Garrie van Pinxteren schreef in haar afscheidsessay dat alle zuurstof uit het land is verdwenen en het steeds moeilijker wordt om geloofwaardige Chinese sprekers op te voeren. Hoe blijf jij toch je werk doen?
“Ik merk dat hoe langer mensen in China werken, hoe meer ze het vergelijken met het verleden. En dat is ook logisch. Ik heb weinig ervaring in Nederland, dus ik heb geleerd om journalist te zijn in de huidige omstandigheden. En zeker toen ik hier begon in september 2019, kwam al snel Covid. Dat waren echt de zwaarste tijden voor een journalist om ook maar iets voor elkaar te krijgen. Nu dat een beetje voorbij is, is het weer ietsjes vrijer. Maar als je het vergelijkt met tien jaar geleden is het natuurlijk een heel ander medialandschap.”
Vroeger fantaseerde je over China als een droomland, wat was jouw beeld en hoe bleek dat in het echt te zijn?
“Dit is ook China verwijst zowel naar Nederlanders, want we hebben best wel een eenzijdig ongenuanceerd beeld van China. Zeker tegenwoordig is het sentiment over China enorm negatief. Ik wil ook wel laten zien dat het niet alleen maar verschrikkelijk is.
“Maar aan de andere kant verwijst het ook naar mijn jongere zelf. Want als kind ben ik gepest op school en ik merkte best wel veel van racisme. Als scholier, maar ook later op werk. De journalistiek is ook nog een vrij witte wereld. Het is nog niet heel goed gesteld met diversiteit in de journalistiek Nederland, zeker de grotere media.
“Als kind had ik een fantasiewereld. Als ik ooit in China leef, dan is het geweldig, dacht ik. Dan merk ik niks van racisme. Als student is het ook heel makkelijk om alleen de positieve dingen te zien van China. Om een geweldig studentenjaar te beleven waarin je alles kan doen en laten wat je wil. Waar je vrienden kan maken met Chinezen en waarin alles heel open voelt. Maar zodra je als journalist aan de slag gaat, dan kan je je rug niet meer keren naar de negatieve dingen. Onderdeel van ons werk is om kritisch te zijn en dan wel de mensenrechtenschendingen aan het licht te brengen.”
Over het gebrek aan diversiteit in de journalistiek en bij buitenlandcorrespondenten. Hoe zou dat moeten veranderen?
“Er zitten meerdere aspecten aan. Aan de ene kant werkt het demotiverend voor mensen van kleur. Toen ik opgroeide zag ik bijna alleen maar witte mensen op de Nederlandse televisie. Dat doet wel wat met je zelfbeeld.
“Het andere aspect is, het kan een toegevoegde waarde hebben als de correspondent of redacteur op de redactie uit het land zelf komt of banden met het land heeft. We zijn ook scherper op berichten die racistisch kunnen zijn.
“En wat ik verbazingwekkend vind, zeker voor China maar ook voor andere landen, is dat er maar één collega hier is die een contract heeft. De rest is allemaal freelancer. Dat kan toch eigenlijk niet. En dat heeft ook met veiligheid te maken. Als wij hier in de problemen komen, dan heb je als freelancer minder steun als je het land uitgegooid wordt, dan zou je in principe je baan kunnen verliezen.”