De trukendoos van de correspondent: interviewen
In deze nieuwe rubriek verzamelen we allerhande tips en trucs van bekende journalisten ter inspiratie of om je eigen vaardigheden aan te scherpen. Vandaag: biograaf Robert Caro.
Iedere belezen New Yorker heeft ‘The Power Broker : Robert Moses and the Fall of New York’ in hun boekenkast staan. Maar, geloof me, het merendeel heeft de 1166 pagina' dikke baksteen daadwerkelijk gelezen.
Het boek van Pulitzer Prize winnende journalist Robert Caro is een meesterlijke biografie en beschrijving van politieke macht. Hoewel de gevierde auteur dacht dat hij het boek in een jaar geschreven zou hebben, kostte het uiteindelijk zeven jaar van zijn leven. En zijn koophuis. Want dat verkocht zijn vrouw zonder zijn medeweten om de rekeningen te kunnen blijven betalen. En daar was Caro stiekem heel blij om.
Toen The Power Broker af was in 1974, begon hij vrijwel meteen aan een nog groter project over politieke macht: een biografie van Amerikaanse president Lyndon B. Johnson. Het eerste boek ‘Path to Power’ kwam acht jaar later uit in 1982.
Op dit moment werkt Caro aan het vijfde deel van zijn in 1976 beoogde trilogie. Hij is dus al vijftig jaar bezig met deze biografie. Van deze journalist leer je geen time management.
Maar Caro’s werkwijze, zoals hij die beschrijft in zijn boek Working, daar valt wel veel van te leren. Want Caro is grondig. Zeer grondig. Hij spreekt mensen tientallen keren, verhuist desnoods naar de geboorteplek van zijn belangrijkste personages en probeert zich letterlijk in te leven in het leven van anderen.
Caro is misschien geen correspondent, maar wel een uitzonderlijke grondige interviewer. En ik ben van mening dat de beste ideeën, kennis en vaardigheden voortkomen uit kruisbestuiving van verschillende disciplines en zelfs ambachten. Dus wat kunnen we leren van Caro? Beter interviewen, maar vooral stil blijven tijdens interviews.
In Working beschrijft Caro zijn gedetailleerde werkwijze, de noodzaak voor stilteruimtes om in te werken en geeft hij advies om het onderste uit de kan te halen tijdens interviews. En het is heerlijk om te lezen dat ook hij kan worstelen tijdens interviews, en soms teveel zelf zegt, in plaats van zijn gesprekspartner te laten praten.
Interviews: stilte is het wapen, stilte en de behoefte van mensen om die te vullen - en dat jij, de interviewer, niet de persoon bent die dat doet. Twee van de beste interviewers in fictie - Georges Simenons’ Inspecteur Maigret en John Le Carre’s George Smiley - hebben kleine maniertjes om zichzelf af te leiden zodat ze niet praten. Maigret maakt zijn altijd aanwezige pijp schoon, tikt die zachtjes tegen een bureau en schraapt het ding leeg totdat de getuige breekt en alles opbiecht. Smiley neemt zijn bril af en poetst de glazen met het lange uiteinde van zijn das. Ikzelf, ik heb iets minder klasse. Als ik in een gesprek wacht op de ander om de stilte te doorbreken, om mij het beetje informatie te geven dat ik nodig heb, dan schrijf ik ‘SU’ in mijn aantekeningenboek: Shut up! (‘houd je mond’). Als iemand ooit door mijn notities zou bladeren, dan zou die persoon heel veel ‘SU’s vinden.
(HK)