'En was dat laatste citaat niet te mooi?'
Covid leert journalisten in het buitenland creatief worden. Lex Boon ging op afstand werken met een lokale journalist. 'Als ik een Nederlandse journalist had ingehuurd was die niet zo ver gekomen.'
De pandemie verstoorde de reisplannen van journalist Lex Boon. In plaats van dat hij naar New Delhi vloog, huurde de Amsterdammer via een online platform een plaatselijke journalist in om het werk voor hem te doen.
Gedwongen thuiszittend, dwingt de coronacrisis journalisten, redacties en correspondenten om creatief te zijn. De wisselende reisrestricties, oplaaiende virusvarianten en plotselinge lockdowns zorgen ervoor dat het belangrijke ‘er zijn’-aspect van het werk onvoorspelbaar en zelfs onmogelijk wordt.
“Ik ben een buitenlandredacteur geworden”, klaagt Zuidoost-Azie correspondent Jeroen Visser in NRC Handelsblad. “Áls ik al kan reizen, kost me dat een bulk bureaucratie”, vertelt Latijns-Amerika correspondent Marc Bessems in hetzelfde stuk. “Het is bijna onmogelijk om mijn werk te doen”.
Ook reizende journalisten werden getroffen
Niet alleen correspondenten hebben er momenteel last van om niet ter plekke te kunnen zijn. Ook de reisjournalisten- en fotografen die voor hun verhalen regelmatig naar het buitenland moeten zagen hun werk veranderen. En moesten minstens zo creatief worden als hun collega’s in vaste standplaatsen.
Journalist Lex Boon werkt in het voorjaar van 2020 aan een tiendelige serie voor Vrij Nederland over een controversieel kleurboek dat in 2017 bij de Kruidvat in de schappen lag. Een maand na zijn eerste aflevering gaat de wereld in lockdown. Alle tijd om thuis in rust te werken aan zijn reeks, zou je denken. Maar er is één probleem. Het kleurboek is geproduceerd door een uitgever in New Delhi.
“Ik zou naar India gaan en het werk daar was een groot deel van de reeks”, vertelt Boon aan de telefoon. Vanuit Nederland lukte het hem niet om de leidinggevenden van dit bedrijf te pakken te krijgen. “Ze reageerden niet op mails. Per telefoon lukte het ook niet”. De eerste maandelijkse aflevering is dan al gestart. De reeks pauzeren kan niet meer.
De lokale journalist gaat zijn eigen gang
Wat moet Boon nu? Voor zijn verhalen reist hij dikwijls de hele wereld over. Zijn eerste boek Ananas brengt hem naar plekken op zes continenten. Voor het Parool volgt Boon in 2018 een mysterieuze brievenschrijver aan een hotel in Volendam helemaal naar het Japanse Iza.
Dan maar een lokale journalist inhuren, denkt Boon. Een snelle Google zoekopdracht brengt hem bij Paydesk. “Het was een noodgreep en dit zag er redelijk betrouwbaar uit”. Op het platform vindt de Amsterdammer al snel een collega in New Delhi. “Eigenlijk was mijn enige hoop dat hij daar contact kon leggen met de uitgeverij en voor mij een interview regelde. Maar hij ging zijn eigen gang”. Zo benadert de lokale journalist de uitgeverij undercover. Boon ligt er nachten wakker van.
Het verhaal van de Nederlandse journalist had hier spaak kunnen lopen, maar dan ken je Lex Boon nog niet. De verhalenmaker maakt de botsing van Nederlandse en Indiase journalistieke waarden onderdeel van zijn verhaal. “Deze aflevering werd hierdoor een stuk avontuurlijker”, lacht Boon.
Iets te mooie coleur locale…
Terugkijkend is Boon tevreden over zijn “noodgreep”. Natuurlijk was hij het liefst zelf naar India gegaan “omdat je het zelf wilt meemaken”. Maar Paydesk bood hem de mogelijkheid om voor 250 euro, een stuk minder dan het ticket en verblijf, toch zijn doelen te bereiken in New Delhi. “Ik had natuurlijk beter een fixer kunnen regelen of anders iemand veel eerder in het project moeten benaderen. Deze man deed meteen zijn eigen journalistieke dingen”.
Is deze manier aan te raden voor anderen? Niet echt en zeker niet voor redacties, antwoordt Boon. Vertrouwen is belangrijk en dat bouw je niet op afstand op in een paar minuten aan de telefoon, zoals de Amsterdammer dat deed. “Ik begon op een gegeven moment te twijfelen aan het verslag dat ik terugkreeg. Ik vroeg om wat couleur locale en ik kreeg opeens fantastische details”. Zoals lokale kinderen die ‘Ik zie, ik zie wat jij niet ziet’ spelen.
Ook zitten er een paar feitelijke slordigheden in de rapportage, merkt Boon. “Dit was voor deze man ook maar een klusje”. Maar de Indiase journalist deed wat hij beloofde en krijgt de persoon te spreken, die niet met Boon wilde praten. “Als ik een Nederlandse journalist had ingehuurd was die niet zo ver gekomen, denk ik”.
In het stuk bij VN:
“Veel van wat Ray schreef kwam overeen met eerdere bevindingen, maar er waren ook wat slordigheden. In plaats van Saurubh stond er bijvoorbeeld Subhas. Hij schreef dat Brijbasi Art Press meer dan zestig jaar bestond, terwijl het al bijna honderd jaar was. Er stond dat er zo’n vijfduizend exemplaren van het boek naar Europa waren gestuurd, maar ik wist van de exportdocumenten dat er alleen al voor de Nederlandstalige markt 25.560 exemplaren waren verstuurd.
En was dat laatste citaat niet te mooi, voor iemand die niet weet dat hij wordt geïnterviewd? En waren er in de buurt van Brijbasi wel echt kinderen ‘Ik zie ik zie wat jij niet ziet’ aan het spelen, of kwam dat omdat ik had gehamerd op wat couleur locale?”
Het snel en eenvoudig inhuren van een lokale journalist via Paydesk raadt Boon niet af. Maar ook niet aan. “Dit werkte voor mij nu alleen omdat ik het ook onderdeel van het verhaal kon maken”.