Je wilt niet die 'lastige' correspondent zijn
Deze week ging er opnieuw een alarmbel rinkelen over de staat van de freelancer in binnen- en buitenland, betoogt Hans Klis. Want die is opgebrand, onderbetaald en financieel onzeker.
In onze nieuwsbrief verspreiden we graag het gospel van het correspondentschap. We schreven er onlangs zelfs een boek over. Maar het leven van een correspondent is ook vaak hectisch, zwaar, eenzaam en - en daar praten we liever niet over - slecht betaald.
De correspondent is tegenwoordig een freelancer. Stroom je door van een redactie naar een verre standplaats dan wordt in de meeste gevallen je vaste contract opgezegd (als je dat al hebt). Misschien heb je het geluk om de vaste correspondent te worden voor een krant, tijdschrift of omroep. Dan zijn er vaak wel afspraken te maken over een retainer, vaste afname van verhalen of woord-of stukprijzen. En vaak ook niet.
Ik kan me nog herinneren dat ik vanuit het peperdure New York (mijn vaste lasten waren drie keer zoveel als in Amsterdam) werkte voor ‘Nederlandse’ prijzen. Dat waren geen bodemprijzen van 10 cent per woord, maar het was niet de 1 of 2 dollar per woord die Amerikaanse collega’s kregen om rond te komen in de dure wereldstad. Voor mij betekende dit heel veel pitchen en altijd ‘s avonds en weekenden werken. Ik nam bijna nooit op feestdagen vrij, niet de Nederlandse en zeker niet de Amerikaanse.
Het is een offer dat ik graag maakte om in Amerika te wonen, maar zwaar was het wel. Wat vooral ontmoedigend was, waren de opdrachtgevers die aankwamen met bedragen van 30 euro voor een doorwrochten online stuk of zij die geen reis-of onkostenvergoedingen wilden betalen. Vliegen naar LA of Seattle kost honderden dollars, en is niet voor een prikkie te regelen.
Ik vind het daarom schrijnend om bij OneWorld te lezen dat zelfs in Nederland freelance journalisten moeite hebben om rond te komen:
De woordprijzen zorgen voor druk om snel en veel te publiceren en dat heeft invloed op de kwaliteit, zeggen verschillende freelancers die ik spreek voor dit artikel.* De meesten willen anoniem blijven. Ze zijn bang om bij opdrachtgevers te boek te komen staan als ‘lastig’. Maar sommigen durven zich wél kritisch uit te laten. Dat zijn met name freelancers die goed kunnen rondkomen en zich daarom minder kwetsbaar voelen.
In het buitenland heb je een bijzondere positie die je, denk ik, niet zo snel in Nederland hebt. Daar in dat verre Verweggistan ben je soms de enige of een van de weinige journalisten. Dat maakt je positie sterker en opdrachtgevers vatbaarder voor pitches. In Nederland, en dat ervaar ik nu ook, maak je deel uit van een massa journalisten die probeert een plekje te veroveren.
Als correspondent in de VS draaide ik onder andere nachtdiensten voor redacties en schreef ik mee aan nieuwsbrieven. Zo lukte het mij om rond te komen iedere maand weer. Maar het knaagde wel een beetje aan me, want hiervoor was ik niet naar de VS verhuisd. Toch durfde ik vaak niet te onderhandelen over prijzen, want ook ik wilde niet ‘lastig’ zijn, zoals dat wordt omschreven in het OneWorld-artikel. Want dat ben je namelijk al snel als je tegengas geeft in het overleg met een redacteur over vergoedingen. Zo’n redacteur, vaak jong of nog nooit freelancer geweest, moet zelf ook verhalen maken en heeft geen tijd of zin in een moeilijk gesprek met iemand op honderden kilometers afstand. Begrijpelijk.
Dus pitch je vaker verhalen waarvan je weet dat ze verkopen, niet per se dat je ze echt wil maken. Je gaat minder vaak op pad en doet iets meer via de telefoon. Voor de mooie grote en belangrijke reportages en interviews doe je dat wel natuurlijk, maar je wordt economischer. Want je moet de huur betalen. Je zoekt zekerheid. En dus kan het schrijnend zijn om collega’s in vaste dienst te zien die alle ruimte krijgen om - terecht - Tegel-winnende verhalen te maken. Een redactie is veel minder bereid om middelen in te zetten voor een freelancer om langere tijd te werken aan een grote productie - want duur.
Het is natuurlijk niet onmogelijk, en ik wil natuurlijk die collega’s niet afvallen. Want dat maakt je ook weer ‘lastig’. Maar ook het aanvragen van externe fondsen kost tijd. Tijd die je misschien niet hebt onder de hoge druk van het freelancen in het buitenland. Want je wordt ook geacht om zelf te sparen voor je pensioen.
Ik vind het zorgelijk om te lezen, dat ook vaste (freelance) correspondenten als Iris de Graaf daar ook moeite mee hebben. Ze werken voor de grootste media van Nederland en toch ervaren ze hetzelfde. “Wij zzp’ers nemen veel risico’s, we hebben geen financieel vangnet, terwijl we steeds veelzijdiger moeten zijn om in de media te kunnen werken, met name door de druk van sociale media en de vraag naar online nieuws’”, vertelt De Graaf in de Volkskrant. In 2014 zagen we al in een onderzoek in samenwerking met oa Lokaalmondiaal dat de positie van de freelance journalist in het buitenland zwaar onder druk staat. Het lijkt er in acht jaar tijd niet veel beter op te zijn geworden.
Niet iedere krant of zender zal slecht betalen, maar ik denk dat we dit interview met De Graaf en ook het onderzoek van OneWorld moeten zien voor wat het is: een alarmbel voor de kwaliteit van de (buitenland)journalistiek. Want zonder ogen in het buitenland, of met opgebrande broodschrijvende correspondenten, verliezen we het zicht op wat er gebeurt in de wereld.
Wat zijn jouw ervaringen als freelance correspondent? Reageer hieronder!