Shireen Abu Akleh, 'jammer dat ze Palestijns was'
Libanon-correspondent Farah-Silvana Kanaan schrijft over de impact van de moord op Al Jazeera-journalist Shireen Abu Akleh op collega's, de verslaggeving en framing van nieuws in de regio.
“Ik ga ontslag nemen want ik kan mijn werk zo niet doen,” snikt een collega-journalist en vriendin aan de andere kant van de lijn. “Hoe kan ik op dat kantoor rondlopen als de levens van mijn mensen niets waard zijn in ogen van mijn collega’s?” Ze werkt al jaren voor een zeer gerespecteerd medium in een Noord-Europees land. Bijna exact een jaar geleden hadden we bijna exact hetzelfde gesprek. Toen werd Gaza gebombardeerd.
Dit keer werd journalist Shireen Abu Akleh vermoord.
Ja, Shireen Abu Akleh werd bewust vermoord.
Nu ‘mag’ het gezegd worden, aangezien zélfs CNN, na uitgebreid onderzoek, niet meer om de feiten heen kon. Maar voor velen was dit allang duidelijk.
Al vóór de ooggetuigen, die spraken over precisie-kogels, die bij hoog en laag bleven beweren dat er geen sprake was van de zogenaamde schermutselingen die volgens het Israëlische de wáre oorzaak waren van haar dood. Een versie van het verhaal dat gretig, zonder blikken of blozen, werd overgenomen door de meeste Westerse media.
Al vóór de afgrijselijke, mensonterende beelden van het Israëlische leger wat insloeg op Shireen’s enorme rouwstoet, het beeld van de man die, terwijl hij met knuppels werd belaagd, met alle macht probeerde te voorkomen dat haar kist de grond niet zou raken, staat voor altijd in mijn geheugen gegrift. En in dat van anderen.
Ontmenselijking
Maar terug naar mijn collega. Ze is zeker niet de enige journalist die zichzelf af en toe in een moreel niemandsland bevindt. Niet op reportage in een oorlogsgebied, nee gewoon op kantoor, tussen collega’s. Veilig, zou je denken. Maar woorden zijn wapens, toch? Eén zin, één woord zelfs, kan het verschil maken. Hoe vaak mopperen journalisten wel niet over een krantenkop die hun hele artikel ‘verpest’ omdat het de lading niet dekt? Op Twitter zetten journalisten vaak bij hun gedeelde verhaal: “De kop is niet van mij!”
Vervelend. Maar niet iets om echt wakker van te liggen. Het artikel zelf zit goed in elkaar toch? Je kan jezelf tenminste verdedigen door de verantwoordelijkheid bij iemand anders neer te leggen.
Maar wat als je als journalist op de redactie elke keer moet aanhoren hoe jouw eigen volk steevast wordt gedehumaniseerd? Hoe moet je je werk doen als jij de waarheid weet maar als die waarheid standaard een bewuste cosmetische ingreep krijgt? Als je ziet hoe jouw collega’s verkrampen als jij ze confronteert met feiten, met beelden, met een hele waslijst aan soortgelijke situaties, en zij ófwel, in het beste geval, blijven volhouden dat “dit is hoe we het hier doen,” dat dit “objectiviteit” is en dat “objectiviteit” ons grootste goed en voornaamste doel is als journalist … ófwel jouw terechte klachten wegzetten als “té emotioneel”, je betichten van subjectiviteit omdat je nu eenmaal té dicht bij het onderwerp staat, kortom: jou vertellen dat je je werk niet goed doet. Terwijl je al de halve nacht niet kan slapen omdat mensen in jouw land, stad, dorp worden neergeknald. Terwijl je land al bijna 75 jaar illegaal wordt bezet en de hele wereld ernaar kijkt en haar schouders ophaalt.
Lege woorden
Vorig jaar, ook in mei, werden 206 Palestijnen vermoord in een genadeloze aanval van Israel op de Gaza Strip. Alles moest wijken. Ook het media gebouw wat onder andere Al Jazeera en The Associated Press huist werd compleet platgebombardeerd. Maar de werknemers in het gebouw (waar zich niet alleen Palestijnen, maar ook Westerse journalisten bevonden, dit zou er natuurlijk niet toe moeten doen, maar het doet er helaas wel toe, niet voor mij, maar voor ‘de internationale gemeenschap’ en dat is uiteindelijk de crux van dit verhaal) kregen van tevoren wél een waarschuwing van het Israëlische leger: dat ze welgeteld een uur hadden om het gebouw te verlaten.
Wat een barmhartigheid.
De media werden aangevallen. Er viel hier en daar wel enige verontwaardiging te detecteren, ook in het Westen, ook onder journalisten, maar niemand maakte er écht heisa van. Geen diplomaten, geen parlementariërs, geen van de grote organisaties die voor de de rechten van journalisten zouden moeten opkomen. En vooral de Verenigde Naties. Niet écht. Alleen lege woorden.
Beelden liegen niet
Nu wil de ziekelijke ironie dat Shireen Abu Akleh werkzaam was voor Al Jazeera, wiens kantoren dus bijna een jaar eerder waren platgelegd. Samen met die van The Associated Press dus, die de moord op Shireen aanvankelijkbeschreef als “gedood door wapenvuur", en de sterke aantijgingen dat een Israëlische sniper haar had vermoord doelbewust/verdoezelde. Later draaiden ze bij, na uitgebreid onderzoek.
Deze manipulatie op grote schaal door de internationale media (andere giganten zoals de New York Times, de BBC en The Guardian lieten zich ook maar al te graag meeslepen door de Israëlische propagandamachine) is niet de eerste keer en zal ook zeker niet de laatste keer zijn, zeker niet als het gaat om Palestina, de perpetuele David versus de Israëlische Goliath (en ja, ook hier is de ironie bijna niet te verteren.)
Maar het grote verschil is dit keer dat de beelden er niet om liegen. De koude rillingen-opwekkende executie van Shireen, van de haast nonchalante wreedheid die het Israëlische leger toonde op wat een waardig afscheid van haar had moeten zijn, de talloze screenshots van de Israëlische propaganda en van de media die deze klakkeloos overnamen en deze, na de terechte ophef op social media, soms laf een beetje aanpasten zonder uitgebreid in te gaan op het waarom en zonder hun verantwoordelijkheid te nemen.
En alhoewel voor Palestijnen, voor Arabieren, voor allen die al decennialang hun woede en verdriet om het onrecht die de Palestijnen wordt aangedaan nergens kwijt kunnen, elk leven wat zonder of blikken of blozen is weggevaagd door een megalomaan leger telt, dit specifieke leven, van Shireen Abu Akleh was al een symbool voordat het haar veel te vroeg en met kwade wil werd ontnomen.
Meerdere generaties Arabieren, ook in de diaspora, groeiden op met haar warmte, die ze als geen ander wist te combineren met professionaliteit in haar reportages, haar menselijkheid die niet alleen haar ‘objectiviteit’ niet in de weg stond maar zelfs benadrukte. Haar mooie Arabisch, haar volledige toewijding aan haar vak en haar volk. Met haar ervaring en talent had ze allang voor een comfortabele en minder gevaarlijke positie kunnen kiezen. Maar voor haar was journalistiek niet alleen een baan, het was haar manier om de waarheid te onthullen over een land en een volk dat buitenproportioneel vaak door leugens en een gebrek aan collectieve empathie werden verraden.
Veel mensen wisten niet eens dat ze ook een Amerikaans staatsburger was tot ze werd vermoord. Niet dat dat veel uitmaakte. Waar Amerikanen normaliter als G.I. Joe’s beginnen te steigeren als ‘hùn’ staatsburgers iets wordt aangedaan in het buitenland, bleef het dit keer verdacht stil, afgezien van een dozijn politici. Natuurlijk, een paar tweets hier en daar, een oproep tot een grondig FBI onderzoek. Maar Israël heeft al aangegeven geen onderzoek te gaan uitvoeren en het lijkt erop dat de internationale gemeenschap het land wederom laat wegkomen met moord.
Waarom zou het dit keer anders zijn?
Een journalist is vermoord. Een icoon. Een strijder. Een held.
Jammer dat ze Palestijns was.
Deze bijdrage is van Farah-Silvana Kanaan (@farahkanaan). Zij is correspondent in Libanon en werkt onder andere voor Bureau Buitenland, L'Orient Today en de Leeuwarder Courant.