Thomas Erdbrink over werken in Iran
Een greep uit de ouden doos. Ons interview met Thomas Erdbrink uit 2013 over verhalen maken in Iran, repressie en werken voor (inter)nationale media.
Iran vult de afgelopen dagen weer de kolommen in de krant. Daarom een terugblik naar ons interview met voormalig Iran-correspondent Thomas Erdbrink uit 2013. Hij woonde en werkte tussen 2002 en 2019 (totdat zijn perskaart werd afgenomen) voor media als NRC, NOS en The New York Times. Maar die laatste was zijn grootste en belangrijkste opdrachtgever.
We spraken Erdbrink destijds over zijn loopbaan, hoe hij vaak op de juiste plek op de juiste plaats leek te zitten en over het werken voor internationale media.
Op welk verhaal ben je tot nu toe het trotst?
Mijn verslaggeving over het verhaal van een meisje dat zuur in haar gezicht kreeg gegooid door haar aanbidder. Het haalde de voorpagina van de Washington Post.
Het verhaal vertelde zoveel over de Iraanse maatschappij. Die jongen werd opgepakt en het meisje mocht volgens de islamitische wet hetzelfde doen bij hem. Iedereen die het meekreeg, uit wat voor cultuur je ook kwam, werd erdoor gegrepen. Van Japan tot Chili. Wat zou jij doen als jezelf of een dierbare iets wordt aangedaan en je de kans krijgt hetzelfde terug te doen? Zou je die persoon vergeven of ervoor kiezen hem of haar te straffen?
Het slachtoffer werd een symbool voor Iraanse vrouwen. Op het laatste moment vergaf ze die man. Het was net een film: ze stond klaar met druppels zoutzuur om de man blind te maken, maar zei: “Nee, dit is niet het juiste om te doen.”
Later bedankte ze me voor het wereldkundig maken van het verhaal en dat het zoveel media-aandacht had gekregen. Zij was slachtoffer van een misdaad, maar gebruikte haar positie om een morele kwestie zo neer te zetten. Ik ben totaal geen activistische journalist. De problemen van Iran zijn niet die van mij, maar die van Iran. Maar voor mij was deze productie heel bijzonder, want ik heb het gevoel dat het invloed had.
Je hebt bij The New York Times veel invloed op het Amerikaanse beeld van Iran. Hoe merk je dat?
Ik heb bij de New York Times heel veel invloed. Daarom kunnen lezers zo boos worden; ze weten dat wat in de krant staat effect heeft op Amerikaans beleid. Maar ook hoe het Westen denkt over Iraniërs. Daarom vind ik het knap dat The New York Times geld overheeft om het verhaal van ‘de vijand’ te horen. Ik schrijf er ook over de goede dingen die in Iran gebeuren.
De druk op mijn verslaggeving komt overigens ook van de andere kant. Een week na dat stuk over die olietankers, schreef ik over de sancties op vliegtuigonderdelen. Er vallen hier constant vliegtuigen uit de lucht omdat de Amerikanen geen onderdelen willen verkopen aan Iran. Dat vind ik stom, want gewone mensen maken gebruik van die vliegtuigen. Na dat stuk kreeg ik een woedend telefoontje van een Amerikaanse regeringsvertegenwoordiger, want het “was onzin”.
Lees het artikel ‘‘Heb je lef? Werk voor internationale media!’’ hier terug.
En als je meer wilt weten over hoe Erdbrink gevoelige verhalen maakt, lees dan ook dit interview uit 2015 terug: ‘Onze man in Teheran laat meer dan ‘Iran achter de sluier zien’.
Lees ook:
'Ik heb altijd het gevoel gehad dat we ons werk konden doen in Turkije'
Turkije-correspondent Toon Beemsterboer is na 6,5 jaar in Turkije weer terug in Nederland als mediaredacteur bij NRC. Met Ingrid Woudwijk kijkt hij terug op een bewogen correspondentschap.
'Ik voerde de hele dag discussies met jonge idealistische journalisten. Ik zat middenin het land'
Eduard Cousin kwam in 2013 aan in Egypte, tweeëneenhalf jaar na de revolutie van de Arabische Lente. En net op tijd voor de staatsgreep die het oude regime aan de macht brengt. Cousin begint zijn carrière als correspondent als journalist voor lokale Egyptische media en leert het land op een unieke manier kennen. Afgelopen januari verscheen zijn boek ‘
'Soms voelt het alsof ik me moet verantwoorden voor mijn leeftijd'
Vijf dagen na de Russische invasie reisde Daphne Wesdorp (25) van Erbil, Irak naar Lviv, Oekraïne. Twee weken zou ze in Oekraïne blijven, maar inmiddels doet ze al bijna een jaar verslag van de oorlog. Ze schrijft en fotografeert voor het Nederlands Dagblad