Brent Renaud en Pierre Zakrzewski zijn slachtoffers van de oorlog om beeldvorming in Oekraïne
Complottheorieën en desinformatie vullen de gaten op die dode journalisten achterlaten. En dat is de bedoeling.
De oorlog in Oekraïne begint langzamerhand te lijken op die in Syrië, schreven we vorige week al in onze nieuwsbrief. Met de dood van documentairemaker Brent Renaud, cameraman Pierre Zakrzewski en journalist Oleksandra Kuvshynova, lijkt die voorspelling jammer genoeg uit te komen.
Brent Renaud werd dit weekend in Irpin, nabij de hoofdstad Kiev, beschoten door Russische militairen, waarbij ook collega Juan Arrendondo gewond raakte.
Irpin was al eens eerder in het nieuws. Daar werden vluchtelingen onder vuur genomen door Russische mortiergranaten. De hartverscheurende beelden van een gezin van vier dat daarbij om het leven kwam gingen de wereld over.
"We staken de eerste brug bij Irpin over”, vertelt Arrendondo in het ziekenhuis terwijl hij behandeld wordt aan zijn verwondingen:
“We gingen de vluchtelingen filmen die vertrokken. We stapten in een auto... iemand bood aan om ons naar de andere brug te brengen en we staken een controlepost over en ze begonnen op ons te schieten. Toen de chauffeur omdraaide, bleven ze schieten... we waren met z’n tweeën. Mijn vriend, Brent Renaud. Ze schoten hem neer en lieten hem achter".
Pierre Zakrzewski kwam op dinsdag om het leven. De FOX News-cameraman zat in de auto met correspondent Benjamin Hall in Horenka, in de buurt van Kiev. Bij dezelfde aanval kwam ook de Oekraïense journalist Oleksandra Kuvshynova om het leven.
Journalisten ook in Oekraïne een doelwit
De beschieting van journalisten in Oekraïne is geen incident. Eind februari filmde een Sky News-team bij Bucha al hoe hun voertuig op de snelweg onder vuur werd genomen door Russische troepen. Ze moesten hun wagen uitvluchten en kwamen met lichte verwondingen en heel veel schrik vrij.
Dit hoort bij de baan, schrijft Hans-Jaap Melissen in een dagboek voor NU.nl. Dit zijn de risico’s en gevaren die oorlogscorrespondenten opzoeken. Zij maken het verhaal, maar zijn het verhaal niet.
Al schieten we als vakgroep snel onbewust in een automatische reflex als ‘een van ons’ overlijdt, dan wordt dat meteen ‘nieuws. Maar de reden dat oorlogsverslaggevers ter plekke zijn, is om getuigenis af te leggen van de verschrikkingen van een conflict. Om onder woorden te brengen wat slachtoffers niet meer kunnen vertellen. Om de wereld een feitelijk relaas te geven, te midden van de mist van oorlog. Melissen:
Elke oorlogsjournalist die omkomt is een tragedie op zich. Maar daar moet altijd wel een belangrijke kanttekening bij worden gemaakt. Wij zijn hier vrijwillig. Wij zoeken de oorlog zelf op.
Terwijl bewoners en sommige andere verslaggevers uit Kiev wegvluchtten toen de oorlog begon, reden wij juist naar binnen. Medelijden met ons is niet nodig. Schande uiten over gerichte aanvallen op de pers wel. Maar in het geval van Brent Renaud is nog niet duidelijk of de aanval specifiek was gericht op pers of dat dit de zoveelste aanval op burgers was.
Wie bepaalt straks wat waar is?
Maar de vraag of journalisten in Oekraïne wel of niet bewust onder vuur worden genomen is niet belangrijk. Het draait om het effect van die beschietingen en bombardementen. Door oorlog zo kostbaar en lelijk mogelijk te maken, schrik je als strijdende partij journalisten af. En dat helpt een, of alle, strijdende partijen.
Wie zegt wat er waar is of niet waar, zonder kritische ogen in een conflict? Wie kan in afwezigheid van journalisten zeggen of die chemische aanval echt plaatsvond of niet? Of wie de schuldige partij is?
Het aanvallen van journalisten zagen we al in Syrië gebeuren. Hier kwamen sinds het begin van de opstand tegen het Assad-regime in 2011 volgens het Committee to Protect Journalists zeker 154 journalisten om het leven. Volgens het Syrian Network for Human Rights ligt dat aantal vele malen hoger, rond de 700.
In Damascus keek het Assad-regime in 2011 met argusogen naar de revoluties die zich voltrokken in Tunesië, Egypte en Libië. De lessen die het leerde? Zorg voor een media-blackout: verbied correspondenten het land in te komen, arresteer ze en stuur ze weg. Gooi lokale journalisten de cel in. Maak hun werk onmogelijk zodat de wereld niet weet wat voor verschrikkingen er plaatsvinden. Zodat de wereld niet kan of durft op te treden.
De opstanden in 2011 waren zonder uitgebreide media-aandacht op sociale media waarschijnlijk minder succesvol geweest.
Vermoord of kidnap de journalisten
De volgende stap in de bloedige Syrische burgeroorlog was snel gezet: shoot the messengers. In november 2011 was het eerste slachtoffer cameraman Ferzat Jarban. Na hem volgden vele anderen waaronder fotograaf Rémi Ochlik en de legendarische oorlogscorrespondent Marie Colvin. Journalisten werden het doelwit van het Syrische leger, maar ook van de vele versplinterde milities die vochten tegen het regime. Die gijzelden en ontvoerden hen om ze door te verkopen of gewoon koelbloedig te vermoorden op camera.
Al gauw durfden mediaorganisaties het niet meer aan om mensen naar Syrië te sturen. Het was gevaarlijk en door oplopende kosten van de benodigde speciale reisverzekeringen ook gewoon te duur. Eerst mochten de - goedkopere en uit geldgebrek niet of slecht verzekerde - freelancers het stokje overnemen, maar op den duur was dat ook niet meer ethisch te verantwoorden.
Hierdoor slaagde de Syrische regering erin om onafhankelijke en betrouwbare nieuwsgaring over het conflict te minimaliseren. Buitenlandse mediaorganisaties moesten daarom veel meer leunen op beelden en verslagen van burgerjournalisten.
Door zelf complottheorieën, mis- en desinformatie de wereld in te pompen profiteerde Damascus op voortreffelijke wijze van de (schijnbare) onbetrouwbaarheid van nieuws over gifgasaanvallen op de eigen burgers. Wat waren de motieven van die burgerjournalisten die dit vastlegden? Waren dit wel echte beelden?
Met het vergiftigen van de publieke opinie werden onder andere de Witte Helmen, reddingswerkers die slachtoffers van het geweld van Assad redden uit het puin, zwart gemaakt in de ogen van de wereld.
Strijd om het verhaal van de oorlog
Nu zien we misschien wel hetzelfde gebeuren in Oekraïne. Door het werk van journalisten in het land te gevaarlijk - ofwel onmogelijk - te maken, is er straks misschien niemand meer om getuigenis af te leggen van wat er echt gebeurt in het conflict. Nu al komen berichten naar buiten dat hele dorpen worden weggevaagd, berichten die gecontroleerd kunnen worden door de aanwezige journalisten.
Maar wat als die er straks niet meer zijn? Door meer aanvallen op journalisten. Of, zoals sommige experts vooralsnog alleen maar durven fluisteren, een nucleair incident in een van de door Rusland veroverde kerncentrales? Een ramp met zo’n omvang dat het mediaorganisaties ertoe dwingt om al hun medewerkers terug te trekken uit het land?
Dan kan Moskou het narratief van de oorlog beïnvloeden, manipuleren of de feiten vertroebelen. De oorlog in Oekraïne is niet alleen maar conventioneel, maar ook een strijd om beeldvorming. Het is belangrijk dat journalisten er getuigenis afleggen. Van het leed, de verwoesting en de oorlogsmisdaden - door welke kant ook veroorzaakt.
Dit stuk werd geschreven door Hans Klis.