De president is ziek, maar niemand die het ziet
Oud-correspondent Hans Klis schreef een boek over mentale gezondheid in het Witte Huis en zag hoe journalisten helpen bij de cover-ups van presidentiele kwaaltjes.
Journalisten wisten in de zomer van 1944 al een tijdje dat het niet goed ging met president Franklin Delano Roosevelt. Zijn ooit zo krachtige stem was veranderd in een bijna onhoorbaar gefluister. Hij oogde ‘lusteloos’ en de doorgaans zo vrolijke en speelse FDR begon ruzie te zoeken met kritische vragenstellers over de kleinste dingen. Toen hij op 11 juli zijn vierde opeenvolgende gooi naar het Witte Huis bekendmaakte tijdens een persconferentie, trilden zijn handen zo erg dat hij zijn sigaret niet kon aansteken. Persmuskieten renden naar hun telefoons om het historische nieuws van een mogelijk - ongekende - vierde ambtstermijn te melden aan hun redacties. Ze negeerden het echte nieuws: dat FDR leed aan ernstige hart- en vaatproblemen die zijn cognitieve functioneren bemoeilijkten.
In het gepolariseerde medialandschap van tegenwoordig zou zoiets niet onvermeld blijven. Dat merkten we nadat huidig president Joe Biden tijdens een desastreus debat over zijn woorden struikelde, zijn zinnen niet afmaakte en onzin brabbelde. Vierentwintig dagen lang was zijn mentale staat voorpaginanieuws. Het was de nagel in de politieke doodskist van een president die al maanden vocht tegen de perceptie dat hij ‘seniel’ aan het worden was en daarom zijn persmomenten zoveel mogelijk beperkte danwel probeerde te regisseren.
Maar FDR kwam met eenzelfde soort onbegrijpelijk gebrabbel wel weg in de jaren veertig. Hij had een gentleman’s agreement met de pers: hij gaf hen access, zij hielden hun mond. Dat deze president verlamd was – door polio - werd bijna nooit vermeld. Foto’s van Roosevelt in zijn beenbeugels of in zijn rolstoel werden niet afgedrukt. Het werd als onkies beschouwd, een privézaak. Zelfs het feit dat de president in een exclusief een-op-een-interview met The New York Times duidelijk niet in orde was, werd pas na zijn dood in de memoires van de desbetreffende ‘geschokte’ journalist, Turner Catledge, genoemd. ‘FDR begon te praten over een bepaald onderwerp, om vervolgens midden in de zin te stoppen. Zijn mond begon te hangen en zo zaten we dan in stilte. Ik wist dat ik tegenover een ziek man zat’.
Ik wist als voormalig correspondent al dat de Amerikaanse politieke journalistiek een rijke geschiedenis heeft waarin zij faalt in haar rol als vierde macht, zoals in de aanloop naar de Irak-oorlog. Maar tijdens het schrijven van mijn boek ‘Help, de president is gek geworden’, over de mentale gezondheidsproblemen van Amerikaanse leiders, leerde ik ook hoe presidenten ook hun gezondheidsproblemen voor de wereld verborgen. Uit angst voor het verliezen van politieke macht, het verstoren van de economie of gewoon uit ijdelheid.
Het uit de race stappen van president Biden is slechts het meest recente voorbeeld. Die zag zichzelf als de enige politicus die het democratische gevaar van een tweede Trump-presidentschap kon voorkomen. Maar toen eenmaal de dam gebroken was, en hij links en rechts politieke steun verloor, moest hij toegeven aan de publieke opinie. Toch, zijn narcistische en realiteit ontkennende voorganger maakte het ook bont. Hij dwong zijn voormalige lijfarts, wijlen Harold Bornstein, om tijdens de campagne van 2015 te verklaren dat de zichtbaar met overgewicht kampende realityster ‘de gezondste individu’ zou zijn ‘die ooit tot president verkozen kon worden’. Gezien zijn voorliefde voor Coca-Cola en fastfood, overduidelijk een leugen die alleen de 45ste president geloofde.
Al sinds de geboorte van de Amerikaanse Republiek verbergen leiders hun gezondheidsproblemen. Een longontsteking werd vader des vaderlands George Washington in 1790 bijna fataal, maar met de slakkengang waarmee de regering functioneerde in de achttiende eeuw, viel niemand dat op. ‘The Great Emancipator’ Abraham Lincoln kreeg na zijn beroemde Gettysburg-toespraak de pokken en vocht in 1863 voor zijn leven. Zijn staf verzekerde de goedgelovige pers echter dat de vrome ‘Honest Abe’ leed aan de veel mildere koepokkenvariant. In de zomer van 1893 werd op een schommelende privéjacht aan de oever van New York in het geheim een tumor uit de mond van president Grover Cleveland verwijderd. Een ‘visuitje’, werd de pers verteld. Clevelands grote borstelige snor verborg de wond voor een angstig land dat worstelde met een zware economische recessie. Twee maanden later lekte nieuws over de operatie uit. Het Witte Huis maakte de desbetreffende onderzoeksjournalist van de Philadelphia Press zwart en ruïneerde zijn carrière.
Er bestond, zeker aan het begin van de twintigste eeuw een zekere angst rondom het onthullen van gezondheidsproblemen van presidenten. Dit zorgde ervoor dat in het najaar van 1919 een van de grootste misleidingen van het Amerikaanse volk in de geschiedenis kon plaatsvinden. President Woodrow Wilson kreeg toen een zware beroerte die de linkerhelft van zijn lichaam verlamde, hem zijn spraak en zicht ontnam. Samen met artsen besloot echtgenote Edith Wilson de toestand van haar man geheim te houden voor de wereld. Tegen het journalistenkorps in Washington logen zij dat de door hen afgeschermde president prima functioneerde. Mevrouw Wilson nam de laatste anderhalf jaar de dagelijkse taken van het presidentschap over. Zo werd deze First Lady al in 1919 de facto de allereerste vrouwelijke president van de Verenigde Staten, een titel waar anno 2024 Democratische presidentskandidaat Kamala Harris om strijdt. Slechts enkele journalisten mochten de verlamde president zien, maar hun bezoeken werden als Broadway-producties geregisseerd: de juiste gedimde belichting moest Wilsons verlamde gezicht verhullen en ‘spontane’ gesprekken werden voorbereid aan de hand van gerepeteerde scripts.
De journalisten die in 1919 al vrij snel achterhaalden dat Wilson zwaar verlamd was, hielden hun mond. Fake News over zijn mogelijke dood in de dagen na het ‘verdwijnen’ van de president, lieten de beurzen fors inzakken. Het persklimaat was er bovendien niet naar om de beroerte van de president te melden. Kort nadat de Verenigde Staten zich mengden in de Eerste Wereldoorlog, in april 1917, ondertekende Wilson wetten die de publicatie van gevoelige informatie (zoals de dodelijke gevolgen van een wereldwijde influenza-uitbraak), maar ook kritische berichtgeving over de Amerikaanse deelname aan de oorlog, voortaan strafbaar maakte. Hoewel de strijd in het najaar van 1919 Europa formeel voorbij was, bleven journalisten uit angst – en gewoonte – zitten op het nieuws over de zieke president.
Sinds president Dwight D. Eisenhower, die zijn hartaanval in 1955 openbaar maakte, is het Witte Huis transparanter geworden over medische zaken. Logisch, met de opkomst van kernwapens en de geglobaliseerde wereld die we nu kennen, moet het publiek weten hoe hun leider eraan toe is. Dat betekent niet dat Washington té transparant zal zijn. Het is misschien maar goed dat Amerikanen er pas veel later achter kwamen dat de mogelijk alcoholistische president Richard Nixon in 1969 in een dronken bui beval om Noord-Korea plat te bombarderen met kernwapens (een bevel dat wijselijk niet werd uitgevoerd). Al had zo’n onthulling het land en de wereld veel leed kunnen besparen.
‘Help, de president is gek geworden’ van Hans Klis verschijnt 17 september in de boekwinkel.
Dit artikel verscheen eerder als voorpublicatie bij Villamedia.